Vlaamse Vereniging voor Ouders van Couveusekinderen
Home Vereniging Informatie Getuigenissen Contact Ons steunen
Beschikbare teksten
Folders
Referenties
Boeken
Gedichten
Nuttige adressen & links


Beschikbare teksten




4. Neonatologie



Waarom moeten te lichte pasgeborenen in een incubator?

Hugo Devlieger
Uit: UZ Gezondheidsbrief nr. 168 september 2005

Een incubator dient in de eerste plaats om de lichaamstemperatuur van de pasgeborene, voornamelijk de prematuur, gelijkmatig te houden op ongeveer 37° Celcius. Als zodanig is de voldragen pasgeborene binnen de eerste 12 uren en de prematuur gedurende verschillende dagen tot weken niet in staat zijn temperatuur op peil te houden bij een normale omgevingstemperatuur. Daarom moet een voldragen pasgeborene zo snel mogelijk na de geboorte afgedroogd en bij de moeder gebracht worden om haar warmte te kunnen overnemen.

Prematuren die vaak na de geboorte extra zorgen zoals zuurstof, infuus, aspiratie e.a. nodig hebben naast een zorgvuldige bewaking, worden bij voorkeur in een incubator gelegd. Warmteverlies betekent calorieën die verloren gaan voor de groei. Meer nog, wanneer de omgevingstemperatuur buiten bepaalde grenzen treedt die men de thermoneutrale zone noemt, gaat de pasgeborene meer zuurstof verbruiken en veel kwistiger omspringen met calorieën.

Bij een prematuur is deze thermoneutrale zone zeer nauw en bedraagt ze slechts twee graden. Moderne incubatoren houden rekening met vier verschillende wijzen van warmte-afgifte door de baby. De prematuur verliest in de eerste plaats warmte aan de omgeving (convectie). Dat warmteverlies is groter naarmate de lucht kouder en meer in beweging is. In een incubator circuleert weinig lucht en is de lucht opgewarmd, zodat warmteverlies door convectie minimaal is.

Verder kan de pasgeborene warmte verliezen wanneer de ondergrond koud en goed geleidend is (conductie). Dat wordt vermeden door het kind op een (kunst)schapenvacht te leggen.

Ook verdamping zorgt voor een niet te verwaarlozen warmteverlies (evaporatie), vooral wanneer de lucht droog is. Een prematuur bestaat voor bijna 85 procent uit water, de huid is amper verhoornd en de vetlaag nog zo goed als afwezig. Daardoor kan de boreling per dag tot één tiende van zijn lichaamsgewicht verliezen door verdamping. In de incubator kan de vochtigheidsgraad tot 80 procent worden opgevoerd, waardoor verdamping tot een minimum wordt herleid. De hoge vochtigheidsgraad is enkel in de eerste weken nodig, omdat de prematuur snel een stevige huid ontwikkelt.

Ook het aankleden van het kind zorgt voor een gepast microklimaat waardoor warmteverlies door verdamping en convectie sterk worden beperkt.

Ten slotte wordt warmte verloren door straling (radiatie). Dit warmteverlies ervaart men enkel wanneer men met het gelaat dicht bij een baby komt. De hoeveelheid warmte die het kind uitstraalt is grotendeels afhankelijk van de warmte van de oppervlakken rondom hem. Om warmteverlies door straling zoveel mogelijk tegen te gaan hebben moderne incubatoren een dubbele wand waardoor de eerste weerkaatsende oppervlakte warm is. Warmteverlies door radiatie gebeurt voornamelijk (voor 40 procent) via het hoofd. Vandaar het mutsje.

Dit is een overname uit UZ-gezondheidsbrief 168 van september 2005.
De UZ-Gezondheidsbrief is een nieuwsbrief over gezondheid, genezen en het voorkomen van ziekte.

Steun ons gratis door je hier te registreren
Vrijwilligers gezocht
Actualiteit
Fotoreportage van Fie Vandevin